Skip to main content

1975: Noodtoestand in India

Economische en sociale problemen, alsmede beschuldigingen van corruptie, zorgden voor toenemende politieke onrust in heel India, wat zijn hoogtepunt bereikte in de Biharbeweging. In 1974 vond het Hooggerechtshof van Allahabad Indira Gandhi schuldig aan misbruik van overheidsmiddelen voor verkiezingsdoeleinden. De oppositiepartijen organiseerden landelijke stakingen en demonstraties die het onmiddellijke ontslag van Indira Gandhi eisten. Verschillende politieke partijen verenigden zich onder Jaya Prakash Narayan om tegenstand te bieden tegen, wat Narayan “mevrouw Gandhi’s dictatuur” noemde. Stakingen onder leiding van Narayan verlamden de Indiase economie en het bestuur, en Narayan riep het leger op om Indira Gandhi af te zetten.
In 1975 riep president Fakhruddin Ali Ahmed, op advies van Gandhi de noodtoestand uit, waardoor de centrale overheid haar macht kon herstellen om de orde in India te handhaven. Gandhi schortte vele burgerlijke vrijheden op en stelde verkiezingen op landelijk en staatsniveau uit, met als reden de ordeproblemen en de dreiging voor de nationale veiligheid. Regeringen van staten waar niet de Congrespartij in zat werden weggestuurd en oppositieleiders en activisten werden gevangengenomen. Stakingen en demonstraties werden onwettig verklaard.

Nederlandse media en politiek bleven zich kritiekloos achter Indira Gandhi opstellen. Om betere en kritische informatie aan het Nederlandse publiek te verstrekken over de ontwikkelingen in India vonden een jaar later een groepje India-wetenschappers en studenten elkaar….